Kerst jaren 1960
In die tijd waren de winters guur, koud en sneeuw, heel veel sneeuw. Het is kerstvakantie, de dagen voor kerst. De zolder op om de oude dozen met kerstversiering naar beneden te halen. Wel een tijd van saamhorigheid want je deed veel samen. Papa moest sowieso de zolder op want dat ging vanaf een ladder waarna je jezelf erop moest hijsen met armkracht.
Dan moest er een boom komen, tja goede raad was duur want een kopen zat er niet in. Wachten tot het avond werd want dan waren er geen mensen in het bos en rond etenstijd zat ook de boswachter aan zijn maaltijd. Dus rond die tijd op pad met de slee. Papa had zijn Noorse gebeide trui aan die mama voor hem had gebreidt. Alle wol kwam uit de kampfer-dekenkist en rook er ook nog sterk naar. Dit was voor de mot, die houdt niet van de kampferballen (ook wel de mottenballen genoemd) . Er lag een dik pak sneeuw en dus deed ik mijn enkelhoge laarsjes aan, niet dat dit veel nut had maar ja iets anders was er niet in die tijd. Je was blij met wat je had of vaak kreeg van andere familieleden die het ontgroeit waren.
Ik knoopte mijn “houtje-touwtjejas” dicht en mama knoopte de wollen sjaal rond mijn oren en hoofd. Wollen wanten aan en daar gingen we met z’n allen. Op strooptocht naar een geschikte boom. De slee deed dienst als vervoersmiddel. Op de heenweg mocht ik erop zitten omdat ik anders teveel ophield. De sneeuw kraakte onder de schoenen van papa die aan het dikke touw trok, in de andere hand de bijl die hij speciaal nog op de steen aangescherpt had voor dit klusje. Het moest immers vlot gaan want als je gepakt werd dan stond daar een flinke straf op. Mijn hart bonkte in mijn lijf, mijn handjes strak vastgeklampt aan het hout van de slee luisterde ik naar het geluid onder de ijzerbeslagen glijders. Mijn tenen werden koud en gevoelloos en mijn wangen begonnen pijn te doen. De voorkant van mijn jas was helemaal wit geworden door de vallende sneeuw, ik leek wel een kleine sneeuwpop. Praten ging steeds moeilijker want de kou verstijfde mijn gezicht. Er zat ijs in mijn wimpers en de wind sneed in mijn huid.
We gingen van het pad af tussen de bomen waar het hobbelig en oneven werd. Ik moest van de slee af en te voet mee verder lopen. Het pak was zo dik dat mijn enkelhoge laarsjes sneeuw pakten en ik kreeg natte sokken. Brr...wat had ik ‘t koud, ik was verkleumd. Papa zei dat we stil moesten zijn en niet meer mochten praten. Er reed een auto over het pad...je hoorde de banden de sneeuw pletten , de koplampen schenen in de bocht even over ons heen maar de auto draaide bij om het pad te vervolgen. We vervolgden onze zoektocht naar de juiste kerstboom. Papa overlegde met mijn 2 jaar oudere broertje die zich al een hele vent voelde. Met zijn 10 jaar al heel ondernemend. Papa koos de boom en mijn broer mocht hakken. Na enkele slagen nam papa het over en de boom werd op de slee gebonden met een lang touw. Nu was het oppassen geblazen dat we ongezien thuiskwamen. We zouden het grootste stuk niet over het pad lopen want dan zouden we meteen gezien worden. Het werd steeds donkerder en ik hield papa stevig bij de hand. Zijn hand was warm en even voelde ik me ook wat veiliger.
Het leek eeuwen te duren voor we thuis waren. Alle natte kleding werd op het droogrek rond de kolenkachel gehangen om te drogen. Waarschijnlijk zou ik morgen nog een vochtige jas aan moeten want in 1 nacht kreeg je zo’n dikke wollen jas niet droog. Het smeltwater van de laarzen en schoenen lag in plasjes rond ons schoeisel. Nu begon voor mij de ellende...ik had winterhanden en wintervoeten. Oh vreselijk...alles begon te jeuken zodra we in de warmte kwamen. Papa wreef met zijn handen over mijn voeten en teentjes om het bloed te laten stromen maar het jeukte alleen maar erger.
Mama riep meteen vanuit de keuken...” morgenvroeg op het potje plassen en met je voeten in je ochtendurine gaan zitten” dat helpt, mijn moeder zweerde erbij toen ik kind was! Ik vond het vooruitzicht erop maar niets en nam een hap uit de plak peperkoek waarop een dun laagje roomboter wat uitgesmeerd. Hmmm..lekker, de boom lag buiten voor ‘t raam, de dozen met kerstversiering stonden beneden klaar in de hoek van de kamer waar we morgen met z’n allen de boom zouden optuigen. Nu was het bijna kerst!